De Canadese psycholoog Jordan Peterson heeft de afgelopen jaren wat teweeggebracht. Ook is zijn populariteit voor de Nederlandse toehoorders niet in het ongewisse gebleven. Zo viel zijn moralistische leer in de smaak bij het “tendentieuze, ongefundeerde en nodeloos kwetsende” GeenStijl. Daarnaast deden de meer mainstream nieuwsorganisaties ook hun verfijnde plasjes over het fenomeen Peterson.
De nieuwswaardigheid van de gateway-drug naar het rechtsextremisme lijkt zich vooral te verhouden tot zijn politieke opinies. Hoewel het sterke contrast in de reacties op Peterson an sich een interessant fenomeen is, zal deze blog zich beperken tot de spirituele bijdrage van Peterson. Hoe bracht de held van de Alt-Right een herwaardering voor religieuze content en een “Spiritual Awakening” teweeg op het internet?
1. Een neo-romantisch interpretatiekader
Mijns inziens is Peterson zijn interpretatiekader voor mythische en religieuze verhalen het meest fundamenteel. Hiermee trekt hij deze verhalen uit het denkkader waarin deze teksten zouden functioneren als proto-wetenschap. Dit denkkader zien we onder anderen terug bij mythografen uit de 19e eeuw zoals E. B. Tylor en J. G. Frazer. Zij vooronderstellen dat mythe de fysieke wereld omschrijft. In dit perspectief wordt gedacht dat men over goden schreef om causale verbanden uit te leggen.[1] Hieruit volgt de conclusie dat mythe niet langer relevant is. De huidige wetenschap weet immers meer over causale verbanden in de fysieke wereld.
De wereld van waarden en de wereld van feiten
Volgens Peterson varen mythe en wetenschap niet in hetzelfde vaarwater. De wetenschap beoordeelt de fysieke wereld. De mythe verkent het rijk van waarden en betekenis; wat zou moeten zijn. Het probeert niet fysieke evenementen te verklaren, maar refereert naar een succesvolle manier van zijn. Wetenschap beschouwt slechts het object en kan hier geen moreel oordeel over vellen.
“Wetenschappelijk denken” is voor Peterson in het dagelijkse leven onmogelijk. Objecten worden automatisch beoordeeld in de context van een persoonlijke mythe. Een voorbeeld: Zwarte Piet is niet zomaar een losstaand object, maar een object dat gelezen kan worden tegen verschillende “mythische” achtergronden. Zoals een achtergrond van systematische onderdrukking, of een achtergrond van fragmentatie van traditie en identiteit. De mythe creëert een context en geeft daarmee de waarde aan het object.
Mythe beschrijft dus de wereld van waarden, maar doet dit niet op een rationele wijze. Het schetst geen dogma of filosofie. Peterson valt hierdoor in de categorie van neo-romantische mythografen uit de 20e eeuw zoals Carl Jung, Mircea Eliade en Joseph Campbell. Zij vooronderstellen dat mythe met haar symbolen tot de hele mens spreekt en niet alleen tot het intellect.[2]
De fenomenologie van orde en chaos
Om de betekenis van mythe te begrijpen, moeten de symbolen volgens Peterson fenomenologisch geïnterpreteerd worden:
We have not yet found God above, nor the devil below, because we do not yet understand where “above” and “below” might be found.’ In order to understand this mythical way of perceiving, we must look at it as the phenomenologist does. Myth attempts to discover the nature of subjective reality, not the objective world.[3]
Kenmerkend voor Peterson’s fenomenologie zijn de categorieën van Orde en Chaos. Zij vormen de eerste twee principes van onze beleving, aldus Peterson. Een adequate uitleg vind je hier. “Roughly speaking”, staat Orde voor het bekende, kennis, cultuur, de plek waar verwachtingen uitkomen, hiërarchie, onderdrukking. Aan de andere kant staat Chaos, deze tegenpool staat voor natuur, dat wat nog niet verkend is, de vreemdeling, verraad, de plek waar traditie ophoudt, het mysterie, het begin, het einde, vrijheid.
Beide categorieën hebben voor- en nadelen. De positieve kant van orde geeft de structuur dat noodzakelijk is om realiteit aan te gaan. De negatieve kant is “soul-devouring uniformity”, slavernij en onderdrukking. Te veel chaos resulteert in fragmentatie. Tegelijk is het de kracht die vernieuwing en leven geeft.[4] Mythe presenteert deze associaties in afbeeldingen. Bijvoorbeeld: Orde als de Wijze Koning en de Tiran. Chaos als Maria en Medusa.
The Knower
De held van mythe is de “Knower”; het derde principe van onze ervaring. Dit is het actieve principe. De held beweegt tussen orde en chaos en kent twee verhalen: Hij confronteert het onbekende door de draak (de belichaming van het onbekende), te verslaan om zo het goud te pakken, waarmee hij de communie opbouwt. Ook confronteert de held de tiran, dwaalt door de woestijn als gevolg en vindt het beloofde land.
Door het volgen van “waarheid” en “het goede” (wat dit precies inhoud volgens Peterson laat ik voor nu buiten beschouwing) kan de held adequate orde in bestaan brengen. Dit is het belichamen van de Logos, een juiste manier van zijn.
2. Spirituele implicaties van onderscheid tussen waarden en feiten
Zoals hierboven is vermeld, is objectiviteit in Peterson’s wereldbeeld niet mogelijk. Omdat objecten gekleurd worden door de waarden in de persoonlijke mythe. De mythe bepaalt naast de waarde van objecten (Zwarte Piet is goed of slecht) ook de relevantie van objecten. Een persoon die dorstig de keuken binnen komt lopen is primair gefocust op het lessen van de dorst. Hiermee verdwijnen andere objecten uit het gezichtsveld. Iets moet als relevant genoeg worden geacht, voordat het werkelijk gezien kan worden. Een voorbeeld vind je hier. Waarden vormen onze realiteit, niet empirische objectiviteit.
Goden
Vanuit dit perspectief introduceert Peterson de relevantie van geesten en goden. Hiervoor gebruikt hij die psychoanalyse die meent dat autonome onbewuste interne krachten ons gedrag motiveren. Deze bepalen dan weer wat wij relevant vinden en daarmee ons beeld van de werkelijkheid. Zo ziet iemand die “bezeten” is door de geest van Mars, vooral dat wat aanleiding geeft tot conflict. Fenomenologisch gezien (dit is dus geen causale verklaring) kunnen dezen gezien worden als goden: onbewuste krachten die invloed uitoefenen. Dat wat bewust of onbewust bovenaan de hiërarchie van waarden staat van het individu of samenleving, functioneert volgens Peterson als God.
“Geloven”
In het discours tussen “religieuzen” en “wetenschappelijken” wordt regelmatig gebruik gemaakt van de term “geloof”. Vaak verwijst dit naar een situatie die onmogelijk verklaard kan worden vanuit de beschikbare feiten. “Geloven wordt dan gebruikt in een meer naïve zin – een concept waarop men zich beroept wanneer er intellectueel geen uitweg is.
Maar bij Peterson krijgt “geloven” een andere betekenis, zoals we die ook zien in de psychologie van Carl Jung. Geloven is niet het cognitief vasthouden aan een abstract concept, maar dat wat het praktische handelen van de persoon bepaalt.
3. Het verbinden van mythe met het individu
Peterson vervaagt de grens tussen de mythische en de moderne wereld door een fenomenologisch interpretatiekader. Zowel mythe als realiteit bestaan in de categorieën van orde en chaos. Door te geloven in de juiste god wordt de meest adequate orde uit de potentie van chaos geconstrueerd. Mythen en religieuze verhalen informeren hierover.
Volgens Peterson bepaalt het individu de kwaliteit van de werkelijkheid. Zijn keuzes hebben een significant effect op het ontstaan van hemel en hel als fenomenologische plaatsen. Hij of zij moet zich wapenen tegen de zondvloed door een ark te bouwen. Bijvoorbeeld in de vorm van hechte, oprechte relaties.
En zo krijgt de discussie over religie in popcultuur een interessant geluid vanuit de psychologische hoek. Tussen het gezever van fundamentalistisch atheïsten en theïsten over metafysische waarheden, ontstaat er een opening waarin een andere spiritualiteit vorm kan krijgen op psychologische en fenomenologische basis.
Bronnen
[1] Robert Alan Segal, The Blackwell Companion to the Study of Religion, (Malden, MA: Blackwell Pub, 2006).
[2] Andrew von Hendy, The Modern Construction of Myth, (Bloomington, IN: Indiana University Press, 2002).
[3] Peterson, Jordan B. Maps of Meaning: The Architecture of Belief. New York: Routledge, 1999.
[4] Peterson, Jordan B. 12 Rules for Life: An Antidote to Chaos. Toronto: Penguin, 2018.
–