Mythe. Wat moet de moderne mens ermee? Het juk van irrationaliteit en bijgeloof is sinds de verlichting langzaam afgedaan en ook vanuit postmoderne ogen zijn we grote verhalen liever kwijt dan rijk. Hoewel een kritische houding naar mythen gegrond is, valt er ook een hoop uit te halen. In de reeks “Mythen en haar mensen” wil ik de relatie tussen de (post)moderne mens en mythen gaan verkennen aan de hand van verschillende zienswijzen en concepten uit de psychologie, filosofie en theologie. 

Ik wil beginnen door een stap terug te zetten en een veel voorkomende aanname over mythe onder de loep nemen: de vermeende tegenstelling tussen ‘mythe’ en ‘feit’. 

Mythe tegenover feit

Mythe, fictie en fabel. Drie narratieve genres die in het dagelijkse taalgebruik geregeld tegenover het objectieve ‘feit’ worden geplaatst om daarmee het ware van het onware te kunnen scheiden. De mythe vertelt een leugen en het feit spreekt de waarheid. 

Deze tegenstelling weerspiegelt de vooronderstellingen van antropologen als James Frazer (1854-1941). Zij zijn van mening dat mythen foutieve verklaringen zijn voor natuurlijke of menselijke fenomenen. Zoals het laten groeien van het gewas of het ontketenen van een storm. Mythe wordt dan gezien als een vorm van proto-wetenschap die niet aan de moderne empirische eisen voldoet. Mythen geven dan warempel onware verklaringen. Niet de goden veroorzaken donder en bliksem, maar wrijving tussen sterk stijgende warme lucht en sterk dalende koude lucht. Donar is een mythe, wrijving tussen lucht is een feit. 

In A Secular Age schrijft filosoof Charles Taylor (1931) over ‘de achtergrond’. Dit iets als een paradigma of referentiekader. Het is bepalend voor ons denken, maar onbewust en niet geformuleerd. Het is iets vanzelfsprekends. Dit is ook het geval bij Frazer. Bij Frazer opereren zijn wetenschappelijke waarden in de achtergrond van zijn interpretaties over mythe. Het is voor hem namelijk vanzelfsprekend dat de mythische verhalen hetzelfde voor ogen hebben als de moderne wetenschap. Zij worden in hetzelfde domein geplaatst als die van de wetenschappelijke feiten.

Maar behoort mythe wel tot hetzelfde domein? En is het redelijk om feit tegenover mythe te plaatsen? Volgens Graham Richards (1941), historiograaf op het gebied van de psychologie, heeft mythe een andere functie. Hij maakt een onderscheidt tussen ‘de taal van de mythos’ en ‘de taal van de logos.’

Mythos en Logos

Bij Richards refereert mythos naar een raamwerk van waarden en betekenissen waarmee we onze ervaringen evalueren. Het is verwant aan de kunst, literatuur en rituelen. De taal van de mythos gaat niet over empirische vooronderstellingen, maar om middelen waarmee we ons emotionele leven en relaties met anderen interpreteren en uiten. Het genereert verhalen, beelden en symbolen die onze ervaringen van betekenis, waarde en structuur toedienen. 

In andere woorden zouden we kunnen zeggen dat de mythos zich verhoudt tot de relatie tussen subject en object. Objectiviteit, zoals we uit de wetenschap kennen, valt onder de taal van de logos. Deze taal verwijst naar oorzaak-gevolg relaties. Maar niet naar wat die relaties voor ons betekenen.  Volgens Richards kunnen feit en fictie dus niet tegenover elkaar worden uitgespeeld, omdat ze op een ander terrein functioneren. We moeten niet van mythe verwachten dat zij objectief weet te verklaren. 

Nu is de scheiding tussen deze twee taalvelden in de praktijk niet zo scherp. Vandaag de dag wordt mythe regelmatig gebruikt om causale relaties te verklaren. Denk bijvoorbeeld aan het creationisme. Maar andersom geldt hetzelfde. Ook de wetenschap participeert in de taal van de mythos. Onderzoek gebeurt niet in een vacuüm. Dat wat onderzocht wordt is altijd afhankelijk van een subject dat bepaalt wat relevant is om te onderzoeken. En deze relevantie is weer afhankelijk van de waarden en verhalen die in de mythos van de cultuur leven. Onderzoek naar kernsplijting gebeurt niet zomaar.

Mythos als achtergrond

Ook het antropologische onderzoek van Frazer is gedaan vanuit een bepaalde mythos. Namelijk die van de objectieve wetenschap. Hij interpreteert de oude mythen vanuit een mythos dat pretendeert dat we toegang hebben tot een objectieve realiteit en dat de oude mythologische verhalen dat ook willen verklaren. Dit is een vooronderstelling die voortkomt uit een verhaal over de manier waarop de wereld werkt, maar niet een feitelijk gegeven. In andere woorden: de feit-mythe tegenstelling is zelf onderdeel van de taal van mythos. 

Deze mythos heeft alleen een blinden vlek. En dat is dat het pretendeert objectief te zijn. Dat het losstaat van een mythos. Maar dat kan helemaal niet. Wij kunnen niet mythos-loos zijn. Er is altijd een taal en er zijn altijd concepten op ‘de achtergrond’, die als vanzelfsprekend onze interactie met realiteit structureren. Dit geldt ook voor Frazer. Hier kunnen we niet aan ontkomen. 

En precies om deze reden is mythe relevant. Niet omdat het objectieve feiten wil verklaren, maar omdat het onze interactie met de wereld structureert. Niet omdat het tot het objectieve domein behoort, maar juist omdat het op de achtergrond bepalend is voor de relatie tussen subject en object.

  • Bericht auteur:

Geef een reactie