We weten het allemaal: de grote techbedrijven zoals Alphabet (Google), Facebook en Amazon weten steeds meer van ons. Maar ja, privacy… dat is voor dieven, terroristen en ander gespuis. ‘Ik heb toch niets te verbergen,’ hoor je dan vaak. Het is echter niet zozeer onze privacy die op het spel staat, maar wij zijn het zelf die op het spel staan. Ons ‘zelf’ staat op het spel.
De macht van slimme algoritmes
Een bedrijf als Google leest mee met onze mails, agenda’s, de documenten in onze Google Drive’s, onze zoekopdrachten en ons online surfgedrag. Google leest niet alleen mee, maar analyseert al die data om op basis daarvan advertenties te tonen. Google is een voorbeeld van een van de techbedrijven die enorme hoeveelheden data over ons verzamelen. Die enorme hoeveelheid informatie in combinatie met slimme algoritmes maakt het mogelijk om ons gedrag met een grote mate van zekerheid te voorspellen. Zo kan Facebook bijvoorbeeld, stelt de mediatheoreticus Douglas Rushkoff, met 80 procent zekerheid bepalen of iemand de komende maand op dieet zal gaan. En door het veranderen van de newsfeed van die gebruiker kan die nauwkeurigheid oplopen tot 90 of 95 procent. Maar het gaat niet alleen om zulke onschuldige dingen als op dieet gaan. Facebook kan ook met grote nauwkeurigheid voorspellen of iemand gaat scheiden, op welke partij iemand wil gaan stemmen, of wat iemands seksuele voorkeur is. De onthullingen rondom het Cambridge Analytica schandaal hebben laten zien dat het bij deze persoonlijkere voorspellingen niet enkel bij voorspellen blijft.
Vrije wil onder vuur?
Soms lijkt het alsof de slimme algoritmes van deze techbedrijven het laatste beetje geloof in het bestaan van een vrije wil de das hebben omgedaan. Zijn wij dan werkelijk niets anders dan onze data? Kunnen bedrijven die bijna alles van ons weten ons op basis van die informatie als willoze schapen iedere kant opsturen die ze willen? Rushkoff stelt het als volgt: ‘Er bestaat een biljoenenindustrie die zich volledig toelegt op het inperken van de vrije wil.’
Op de vraag of wij inderdaad niet meer zijn dan een optelsom van onze data, zoals de voorstanders van het dataïsme ons voorhouden, zal ik hier verder niet ingaan. Waar het om gaat is dat deze internetstaten dit wel geloven, en dat dit vraagt om een vorm van verzet. Als het niet om de vrije wil is, dan misschien om het idee van de vrije wil. En als het niet om het idee van de vrije wil is, dan misschien om het idee dat een zekere mate van autonomie waardevol is: om het idee dat we niet van een eigen identiteit, van een zelf, kunnen spreken zonder een bepaalde mate van vrijheid.
Vrijheid en autonomie zijn zeker niet absoluut. Het is geen kwestie van wel of niet vrij zijn. Niemand is volledig autonoom (en misschien is ook niemand ooit volledig niet-vrij?) Het is ook niet nieuw dat er instanties zijn die ons proberen te beïnvloeden. Toch is er wel een verschil tussen beïnvloed worden door winstbeogende bedrijven met onvoorstelbare technologische mogelijkheden en beïnvloed worden door sociale structuren als familie, vrienden, een cultureel systeem of een overheid. (Alhoewel die laatste in combinatie met nieuwe technologische mogelijkheden ook heel gevaarlijk kan worden.)
We kunnen niet meer zonder
Als niet alleen onze privacy op het spel staat, maar dus ook onze eigenheid, ons zelf, hoe komen we dan in verzet? Hoe herwinnen we onze autonomie, onze eigenheid of vrije wil? Hoe moet zo’n verzet eruit zien? Is het überhaupt nog mogelijk om zonder de faciliteiten van grote techbedrijven te leven? Is dat mogelijk in een wereld waarin bijna alle bedrijven en universiteiten de services van Google gebruiken, bijna alle mobiele telefoons behalve die van Apple automatisch op Google aangesloten zijn, en Facebookcookies je overal op het internet volgen?
Het simpele antwoord is: ja, dat kan. Het is mogelijk om alles achter te laten en om zonder al deze voorzieningen verder te leven. Er is theoretisch immers altijd de mogelijkheid om in een hutje op de hei te gaan wonen, of om (iets minder extreem) met een Nokia en typemachine door het leven te gaan. Maar de kosten hiervan zijn wel hoog; je doet niet meer ‘echt’ mee. Je plaatst jezelf buiten de ‘normale’ maatschappij, en niet zo’n klein beetje ook. Daarnaast zijn veel van de diensten die techgiganten bieden heel erg handig en nuttig. In de woorden van een andere mediatheoreticus, Scott Timcke, ‘jezelf terugtrekken [opting out] is niet redelijk en niet haalbaar.’ Is het dan mogelijk om mee te blijven doen in de hedendaagse maatschappij met zijn verplichtingen en verwachtingen en toch je vrijheid te behouden? Ik ben geneigd om die vraag met ‘ja’ te beantwoorden.
Je niet laten kennen: microverzet
Verzet tegen onrechtvaardige systemen kan op een heleboel manieren. Dit geldt ook voor verzet tegen té machtige techgiganten. Hier wil ik een voorstel doen van hoe verzet er op het kleinste niveau zou kunnen uitzien; het niveau van het individu. Natuurlijk zijn er ook manieren van verzet op meso- en macroniveau nodig.
Volgens mij ligt er in dit kader namelijk een enorme mogelijkheid voor verzet bij het individu. De individuele gebruiker kan de boel namelijk voor de gek houden, en op die manier invloed uitoefenen op de mate waarin zij ‘bestuurd wordt.’ Dit principe zal ik verder toelichten.
De ‘boel voor de gek houden’ klinkt misschien als frauderen, maar ik zou het aanduiden als een vorm van ‘zachte fraude’. Het gaat er hierbij om dat de individuele gebruiker zichzelf ‘herpakt’ als gebruiker. Een verandering van gedrag waarbij de gebruiker zichzelf weer gaat gedragen als gebruiker in plaats van de leverancier van kapitaal-opleverende data; een verandering van gebruikt worden naar gebruiken.
Dit houdt in dat je zo veel mogelijk probeert om je digitale identiteit niet overeen te laten komen met je ‘echte’, lichamelijke, in-de-wereld-zijnde identiteit. Dat zelf mag niet volledig gekend worden door de (aanbieders van) de online producten die je gebruikt. Sterker nog, dat zelf moet zo min mogelijk gekend worden.
Gekend te worden of niet gekend te worden, is dat de vraag?
Het fijne is dat het hier gaat om een continuüm. Het is geen kwestie van volledig gekend worden of niet gekend worden. Dit maakt het voor iedere internetgebruiker mogelijk om in verzet te komen. Het hebben van twee e-mailadressen bij verschillende e-mailproviders is dan al een vorm van microverzet, omdat één big-databedrijf dan niet jouw volledige elektronische correspondentie kan inzien, en jouw dus minder goed ‘kent’. Andere praktische voorbeelden van dit type microverzet zijn: (1) het met meerdere personen delen van accounts bij techgiganten, (2) bij het browsen (gedeeltelijk) gebruikmaken van privacy-respecterende browsers (als Tor, Firefox of Brave), (3) af en toe dingen ‘liken’ die je niet leuk vind, of naar dingen zoeken waar je niet geïnteresseerd in bent (het moet gezegd worden, deze laatste is wel wat omslachtig.)
Er is van alles mogelijk, en ik ben er echt van overtuigd dat iets hier beter is dan niets. Het gaat er vooral om dat je als gebruiker je ‘digitale zelf’ in verschillende delen opdeelt door allerlei verschillende, niet met elkaar in verbinding staande, digitale producten te gebruiken. Het ‘allerdomste’ wat je zou kunnen doen in dit opzicht is al je online activiteiten onderbrengen bij één bedrijf. Bijvoorbeeld alleen maar gebruik maken van Google diensten of Apple producten.
Deze vorm van ‘de boel voor de gek houden’ is mijn inziens ethisch zolang ‘big data’ onze privacy, en belangrijker dus, onze autonomie, niet respecteert, en als deze samengaat met een bereidheid om te betalen voor alternatieve privacy-respecterende diensten.
Het is belangrijk om nogmaals te benadrukken dat het er dus niet om gaat niet meer beïnvloed of ‘bestuurd’ te worden. Waar het wel om gaat is dat we de controle houden over de voorwaarden waarbinnen die beïnvloeding plaatsvindt en dat we controle houden over de mate waarin we bestuurd worden. Dát is de kunst van ‘niet zo heel erg bestuurd worden’ in tijden van big data.
–
Dit artikel is o.a losjes gebaseerd op het gedachtegoed van: Douglas Ruskhoff, Michel Foucault, Cynthia Ganote, en Jan Bor.