Gerard Reve (1923 – 2006) wordt gezien als een van de grote naoorlogse Nederlandse schrijvers. Veel schrijvers van die generatie verloren hun geloof en sommigen zetten zich sterk af tegen de christelijk religie. Reve maakte juist een totaal omgekeerde beweging. Reve was een religieus en zeer gelovig mens, maar dan wel op geheel eigen wijze. Hiermee ging hij in tegen de culturele tijdgeest die zich juist probeerde te bevrijden van het stoffige vooroorlogse juk van de kerk.
Reve’s toenadering tot religie, die uiteindelijk culmineerde in zijn bekering tot de Rooms-Katholieke kerk, was allesbehalve een standaardbekering. En Reve werd ook alles behalve een ‘modelgelovige’; zo werd hij na aanleiding van twee passages uit zijn werk aangeklaagd wegens godslastering – een proces dat hij uiteindelijk in hoger beroep won. In dit artikel bespreek ik een aantal dingen die mij fascineren aan Reve’s omgang met religie; ideeën en concepten die tot denken aanzetten en misschien (ook nu nog) relevant zouden kunnen zijn.
De mystiek van het heilige profaneren
In 1966 vond het laatste grote proces in Nederland wegens godslastering plaats. Gerard Reve werd aangeklaagd naar aanleiding van twee passages in zijn werk, waaronder een in zijn roman Nader tot U. In deze passages beschrijft hij hoe de ik-persoon intiem is met God die is geïncarneerd in de vorm van een ezel.
Als God zich opnieuw in de Levende Stof gevangen geeft, zal hij als Ezel terugkeren, hoogstens in staat een paar lettergrepen te formuleren, miskend en verguisd en geranseld, maar ik zal Hem begrijpen en meteen met Hem naar bed gaan, maar ik doe zwachtels om Zijn hoefjes, dat ik niet te veel schrammen krijg als Hij spartelt bij het klaarkomen.
uit: Brief aan mijn Bank, Dialoog 1965-I
Reve schreef veel meer teksten die door velen als zeer blasfemisch gezien werden. We zullen er hier niet op ingaan hoe we ze precies moeten duiden of uitleggen. Zonder de context van de gehele tekst, en zonder kennis van meerdere van zijn werken, is het lastig om de teksten van Reve goed te begrijpen. Volgens Reve komt de ontmoeting met God, en vooral het uiten van dat feit, het onder woorden brengen, vanzelfsprekend, heel erg dicht bij de godslastering. Het gaat hier om het beseffen van de ridiculiteit en absurditeit van het religieuze.
Hierin staat Reve trouwens helemaal niet alleen, maar in een traditie van christelijke mystici, en andere schrijvers als Baudelaire en Verlaine. Dit geldt ook voor Reve’s verbinding tussen religieuze en erotische thematiek, die voor hem onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De (ook lichamelijke en seksuele) eenwording met God – alhoewel vaak niet zo expliciet beschreven als Reve het deed – is een thema dat voorkomt in de mystieke literatuur, waaronder bijvoorbeeld de visioenen en gedichten van Hadewijch, de Vlaamse mystica uit de 13e eeuw.
Het omarmen van de incarnatie
Het godslasterlijke van zijn religieuze teksten zit hem ook vaak in Reve’s sterke doorleving van de incarnatie. God is wérkelijk mens geworden. Voor Reve betekent dit dat er niets mis mee is om Hem menselijk voor te stellen. God is soms humeurig, heeft humor, zet Reve soms op zijn nummer, is het soms met Reve eens. God drinkt, God is ook eenzaam, en Hij lijdt. Reve, die lang kampt met zware alcoholproblemen, wordt door God begrepen want Hij drinkt ook, en is net als Reve eenzaam; hunkerend naar ontmoeting.
Openbaring
Is er nog nieuws? Jawel.
Goed nieuws, zeer goed zelfs. Spreek maar gerust
van blijde tijding:
God trok zich af terwijl Hij dacht aan mij.
uit: Nader tot U
Dit opent voor Reve op sommige momenten ook de mogelijkheid tot een wederkerige relatie met God. In een interview vertelt hij hoe hij in Engeland op een bord zag staan: ‘He cares for you’. Hij houdt van u. Waarop hij zich afvraagt, ‘but who cares for him?’ Wie houdt van Hem? ‘Het moet allemaal van één kant. De mensen eisen dat God van hen houdt. Maar voor Hem, voor Zijn welzijn, een poot uit te steken, dat is er niet bij.’ Reve heeft God lief, en wil er voor Hem zijn in Zijn eenzaamheid en lijden, net zoals Hij er voor hem is.
‘Ik wil niets van God, ik bid niet, ik vraag niets, ik verlang alleen naar hem en heb hem lief, er gaat vrijwel geen moment voorbij of ik denk aan hem. Meer kan men toch niet verlangen.’
uit: Brieven aan Josine M. 1959-1975
Verbinding met het imperfecte
Een ander interessant aspect van Reve’s omgang met religie is zijn keuze om zich bij een kerk aan te sluiten, en wat voor één. In hetzelfde jaar als dat van het Ezelsproces werd Reve lid van de Rooms-Katholieke Kerk. Een keuze die niet erg voor de hand lijkt te liggen. Naast het feit dat Reve er nogal onorthodoxe Godsvoorstellingen op leek na te houden was hij ook openlijk en praktiserend homoseksueel. Ondanks dat Reve het niet eens was met alles wat in de kerk gebeurde en verkondigd werd, koos hij er toch voor om zich bij de kerk aan te sluiten. Hij wilde er niet ‘profiterend en geïnspireerd’ naast blijven staan, maar de consequentie trekken van het zich aangetrokken voelen tot deze traditie, en er deel van gaan uitmaken.
‘Lid worden betekent niet dat ik mij onvoorwaardelijk onderwierp aan een aantal formuleringen, en dat ik mijn eigen denken en voelen op stal wens te zetten. Maar helemaal niet! Het is bevrijding, het is ontplooiing, tenminste dat kan het zijn; het katholieke denken, het katholieke voelen, de katholieke voorstellingswereld.’
Gerard Reve in radioprogramma ‘Spektakel’, 1985
Reve’s keuze tot verbinding met het imperfecte instituut van de katholieke kerk – een daad waarvan het grootste gedeelte van de Nederlandse literaire wereld met verbazing, verwondering en afschuw kennis nam – betekende echter zeker niet dat Reve zich niet meer kritisch uitliet over diezelfde kerk. Ook hier gold dat hij zowel liefhad, als beschimpte. Reve bleef – in volledige vrijheid – het instituut, de katholieke gelovige, en de regels, op de hak nemen.
Het mysterie van de geloofsovertuiging
Het leuke (en misschien ook wel frustrerende) aan Reve is dat je hem nooit echt kan grijpen. Dit geldt voor hem als persoon, maar ook zeker voor zijn geloofsovertuiging. Zijn verhouding tot God, het christendom en het katholicisme zijn niet tot een paar punten terug te brengen. Zulke complexiteit fascineert. Steeds als je denkt hem te begrijpen, glipt hij toch weer door je vingers.
Zoiets wordt vaak als negatief gezien, maar zulke ontregeling kan juist grote waarde hebben. Vooral in een samenleving die van een gelovige graag duidelijke standpunten verwacht en religie wil reduceren tot een paar kenmerken en oneliners. Ontregelaars zoals Gerard Reve vormen daarnaast ook – in hun ontregelende zijn en spreken – een oproep tot omarming van het mysterie van de levensbeschouwing van de ander. En ook een herinnering aan de uniciteit en het mysterie van ieder mens, die we maar wat graag (een vaak ook nog met goede redenen) snel in een hokje willen plaatsen.
‘Je hebt twee dingen nodig voor je geestelijk welzijn. De rites, de beleving van de Rooms katholieke kerk. Om te weten hoe je het moet ondergaan, hoe je het moet voelen, hoe je de werkelijkheid moet ervaren. Dat is een religieuze duiding. En daarnaast lees je Arthur Schopenhauer, en dan weet je hoe het in elkaar zit.’
Gerard Reve in radioprogramma ‘Spektakel’, 1985
Een gelovige godslasteraar
Ik heb nu een paar punten van Reve’s verhouding tot religie aangestipt, maar dit is op een geen enkele manier een volledig overzicht. Zijn ideeën over Maria, rituelen en tradities, en de eindtijd, zijn hier nog niet eens genoemd. Reve blijft vaak een pathologisch en vervreemdend figuur, maar geeft ook stof tot nadenken.