Martin Heidegger zei eens dat de term ‘Christelijke filosofie’ net zo tegenstrijdig is als een vierkante cirkel (Einführung in die Metaphysik, p. 8). Vaak wordt de vraag naar het goddelijke en de mens gezien als een vraag voor de theologie en religiewetenschappen. Tegelijkertijd beweren steeds meer filosofen dat de vraag naar het goddelijke een cruciale vraag is voor de filosofie (bijvoorbeeld John D. Caputo, Slavoj Zizek en Gerko Tempelman). In deze blog kijken we naar de huidige plek van God in de westerse filosofie en pleit ik voor een theologische dimensie in de filosofie.
De Filosoof als Theoloog
De theologie en de filosofie zijn door de geschiedenis heen vaak verbonden geweest. Bijna alle grote filosofen hebben belangrijke uitspraken gedaan voor de theologie. Zo is de theologie van Augustinus ondenkbaar zonder Plato en was de theologie van Thomas van Aquino nooit tot stand gekomen zonder Aristoteles. Het is ook niet te ontkennen dat veel filosofen geïnteresseerd waren in het goddelijke. Denk bijvoorbeeld aan de godsbewijzen van René Descartes en aan de functie van God in de morele filosofie van Immanuel Kant.
Historisch gezien is er zeker een plek geweest voor God in de filosofie. Toch zijn het goddelijke en de filosofie steeds meer uit elkaar gegroeid. Het huidige gesprek over het goddelijke in de theologie en de filosofie is ondenkbaar zonder de ‘deus sive natura’ van Spinoza en de kritieken van bijvoorbeeld Friedrich Nietzsche en Bertrand Russell. De kritieken op het goddelijke en de waarheid-claims van de theologie hebben steeds meer afstand gecreëerd tussen de theologie en de filosofie.
Godsbewijzen in de Filosofie
Wat nog wel wordt besproken in de filosofie zijn de argumenten voor het bestaan van God. Als student theologie en filosofie ben ik doodgegooid met de klassieke godsbewijzen. Hier doel ik bijvoorbeeld op het kosmologische godsbewijs van Plato en het teleologische argument voor God als horlogemaker van William Paley. Er is zeker een plek voor argumenten voor en tegen het bestaan van God in de filosofie. De vraag is alleen of dit genoeg plek is voor God. Natuurlijk, ook ik vind het leuk om te worstelen met Anselmus en zijn ‘datgene, groter dan hetwelk niets gedacht kan worden’. De godsbewijzen zijn nuttig om te bestuderen om zo bekend te worden met de logica en met (on)geldige argumentatie. Ik denk echter dat dit een te oppervlakkige plek is voor het goddelijke in de filosofie.
Wat is Filosofie?
Filosofie is een breed begrip die op verschillende manieren kan worden ingevuld. Voor mij is filosofie de existentiële zoektocht naar waarheid (wat dit ook maar mag zijn). De filosoof is de persoon die probeert om met zijn/haar/hen gehele existentie (gedachten, gedrag, keuzes et cetera) op zoek te zijn naar wat waar is. Hiervoor kijk ik bijvoorbeeld naar het leven van Socrates en Seneca maar ook naar Aletta Jacobs en Martin Luther King Jr..
Is het niet zo dat, volgens deze definitie, bijna iedereen in de categorie ‘filosoof’ valt? Mijn antwoord daarop is ‘ja, inderdaad!’. Karl Jaspers zei ooit: “Er is geen ontkomen aan de filosofie. De vraag is alleen of ze bewust of onbewust, goed of slecht, vaag of duidelijk wordt beoefend” (Jaspers, Was ist philosophie?, p. 11). De vraag is dus niet of we op zoek zijn maar hoe we op zoek zijn: welke richtlijnen, concepten en methoden gebruiken we?
God als ‘Ultimate Concern’
Is er plek voor het goddelijke in onze zoektocht? Zo ja, hoe ziet dit er uit? Hiervoor wil ik een concept introduceren die ik ontleen uit de filosofie/theologie van Paul Tillich: het ‘ultimate concern’. In Dynamics of Faith schrijft Tillich dat er veel dingen zijn die ons, als mens, aangaan. Zo houden wij ons bezig met het onderhouden van ons bestaan. Dit is een algemeen ‘concern’ wat ons aangaat en daar hebben we veel van. Volgens Tillich heeft ieder mens ook een ultiem ‘concern’, iets wat ons aangaat en waar men zich volledig aan overgeeft. Zo’n ‘concern’ noemt Tillich iemands god, een god die niet perse een wezen met bepaalde eigenschappen is maar een ‘ultimate concern’.
Zo’n definitie voor God klinkt misschien wat raar maar het heeft wel een hele geschiedenis. Zo vinden we bij Martin Luther al een definitie voor God als dat waar we op vertrouwen met heel ons hart en waar we afhankelijk van zijn. Iemands God hoeft volgens Luther niet overeen te komen met de ‘ware’ God. Dit noemt Luther een onjuist vertrouwen (Luthers Grote Catechismus).
De Theologische Dimensie van de Filosofie
Voor mijn filosofie is de vraag naar ons ‘ultimate concern’ een fundamentele vraag in de existentiële zoektocht naar waarheid. Het biedt ons vragen aan zoals:
- Hebben we toegang tot ons ‘ultimate concern’?
- Doet ons ‘ultimate concern’ ook een bepaald beroep op ons?
- Hoe kunnen wij ons ‘ultimate concern’ nastreven op een manier waardoor we de zoektocht van de ander naar hetzelfde niet beperken?
- Wat is de functie van vertrouwen, hoop en wanhoop in onze zoektocht naar een blijvende ‘ultimate concern’?
- Hoe streven mensen hun ‘ultimate concern’ na in een seculiere samenleving?
De vragen gerelateerd aan het ‘ultimate concern’ bouwen een brug tussen de theologie en de filosofie. Het opent een theologische dimensie in de filosofie. Een dimensie waar ik mij graag bevindt.