De Moslimbroederschap, islamisten, salafisten, extreme moslims, fundamentalistische moslims… In het maatschappelijk discours omtrent de islam zijn we termen gaan gebruiken die geen nut meer dienen. Misschien zijn we ze gaan gebruiken om complexe materie te vergemakkelijken. Misschien vanwege een wens om groepen op te delen in ‘goed’ en ‘slecht’, maar deze versimpelde indelingen zijn problematisch. Als de conclusie luidt: politieke islam/salafisme/islamisme/Moslimbroederschap (streep door wat niet van toepassing is), dan is de discussie afgelopen. Deze wens tot determineren en daarmee afserveren lijkt een breder fenomeen te worden in het Nederlandse maatschappelijk discours. 

Moslimbroederschap = fout

Een aantal maanden geleden toen de kieslijsten voor de Tweede Kamerverkiezingen werden gepresenteerd ontstond er ophef (de favoriete hobby van door-twitter-gestuurd journalistiek Nederland) over Kauthar Bouchallikht, de nummer 9 op de lijst van Groenlinks. Bouchallikht is moslima en bleek een aantal jaren actief te zijn geweest bij een Europese islamitische jongerenorganisatie met de naam FEMYSO (Forum voor Europese Islamitische Jeugd- en Studentenorganisaties). Deze organisatie zou misschien gelinkt zijn aan de Moslimbroederschap.

Even zonder in te gaan op de discussie of dit daadwerkelijk zo is, wil ik de aandacht richten op het volgende feit. Ondanks dat deze ophef constant in het nieuws was, ging het nauwelijks over wat ‘de Moslimbroederschap’ is. En dat is opvallend, want het lijkt me voorbarig aan te nemen dat de meerderheid van de Nederlanders weet heeft van een zeer complexe ‘organisatie’ als de Moslimbroederschap. Het is ook nogal wiedes dat de gemiddelde Nederlander daar geen verstand van heeft, want de Moslimbroederschap en de organisatie van de Moslimbroederschap met al zijn mogelijke subgroepen en afdelingen is ook heel complex. Ik plaats ‘de Moslimbroederschap’ hier dan ook een aantal keren tussen aanhalingstekens, omdat het maar de vraag is of we kunnen spreken van één centraal gestuurde organisatie. In ieder geval; de Moslimbroederschap is zeer complex en divers (conservatief, dat wel, maar daarmee is nog heel weinig gezegd.) Maar in het journalistieke discours omtrent Bouchallikht horen we eigenlijk alleen maar: Moslimbroederschap = fout. Sterker nog; dat wordt vaak niet zo expliciet gezegd, maar is constant de impliciete vooronderstelling.  

Wie is er salafist?

Een ander voorbeeld van simplistisch taalgebruik rondom islamitische groeperingen is het discours rondom het salafisme. Als voorbeeld neem ik Ahmed Marcouch, burgemeester van Arnhem, maar deze manier van over het salafisme spreken komt veel vaker voor. Marcouch presenteert zich als een fel tegenstander van ‘het salafisme’ (opnieuw plaats ik deze term even tussen aanhalingstekens om redenen waar ik zo nog op terugkom.) Volgens Marcouch is het salafisme ‘een ideologie, ver weg van religie.’ Naar aanleiding van de onthoofding van Samuel Paty in Frankrijk en de bedreiging van een docent in Nederland schreef hij bijvoorbeeld: “Stop de lelijke salafistische gifzaaiers met hun organisaties, schooltjes en media die onze moslimmeisjes en jongens ophitsen, zo erg dat zij in een schoollokaal een spotprent ‘van horen zeggen’ op komen eisen en onze docenten dwingen tot onderduik.” Marcouch is voorstander van een verbod op salafistische organisaties.

Maar hier komt weer de vraag: over wie hebben we het eigenlijk? Wat is dan dat ‘salafisme’? Zijn er moslims die zichzelf als salafist zien? Jazeker. Zijn er moslims die zichzelf niet als salafist zien, maar door (religie)wetenschappers wel in deze categorie worden ingedeeld? Ja, die zijn er ook. Op het moment dat je salafistische organisaties zou verbieden, gebruiken die organisaties wel een andere naam. Ja okay, maar het gaat om het gedachtegoed, stellen voorstanders van zo’n gebod dan. Maar welk gedachtengoed? Het gedachtegoed van ‘zij die de salaf (de eerste generaties moslims) willen (na)volgen’ (een mogelijke definitie van salafisme) ? Gedachtegoed dat gebaseerd is op het denken van Ibn Taymiyyah, Jamal al-Din al-Afhani of Rida (denkers die in verband worden gebracht met het salafisme) ? Bij een verbod op ‘salafisme’ zou de overheid opeens theologie moeten gaan bedrijven, iets wat fundamenteel ingaat tegen de scheiding van kerk en staat. 

Waar ik opnieuw op wil wijzen is de simpele gelijkstelling van salafisme en ‘fout’ in het maatschappelijke discours, terwijl de term salafisme zo vaag wordt gebruikt dat niet precies duidelijk is waar dit naar verwijst. Opmerkelijk dat juist een andere bekende Nederlandse burgemeester, Ahmed Aboutaleb, de term ‘salafisme’ problematiseerde door zichzelf een salafist te noemen. Het was een wat simplistisch statement, maar liet toch op een ludieke manier zien dat het niet zo duidelijk is was het salafisme precies is. 

Natuurlijk, het salafisme bestaat. Het bestaat als een (religie)wetenschappelijke categorie, en als islamitische stroming die zichzelf zo identificeert, die deels overlappen. Maar het is geen duidelijke in zichzelf bestaande categorie. (En dan hebben we het nog niet eens over de door buitenstaanders opgelegde onderscheidingen binnen het salafisme tussen ‘puristen’, ‘activisten’ en ‘jihadisten.’) 

Politieke islam…? Wat voor politieke islam!?

Als derde voorbeeld neem ik de term ‘islamisme’. Deze term komt voort vanuit een onderscheid tussen een puur religieuze ‘islam’ (die vaak positief geëvalueerd wordt) en een puur politiek/ ideologisch ‘islamisme’ (dat dan vaak gezien wordt als iets slechts, stars en akeligs). Dit discours kenmerkt zich door wanhopige oproepen dat we moeten oppassen voor ‘de politieke islam’. Hier is opnieuw de simpele veronderstelling ‘politieke islam is fout’ te zien. Want, om wat voor politieke islam gaat het eigenlijk? Mag je als religieus persoon religieus-geïnspireerde politiek bedrijven? Mag je er van overtuigd zijn dat jouw religie bepaalde ideeën heeft over hoe de samenleving het best zou kunnen worden ingericht? Ja natuurlijk mag dat, maar laten we het dan over die ideeën hebben. 

Door zo’n simpele gelijkstelling als ‘politieke islam is fout’, kan het idee worden gecreëerd dat moslims geen politiek op religieuze basis zouden mogen bedrijven. Dat zij van dat ‘recht’ uitgezonderd zijn. Terwijl dat natuurlijk helemaal niet het geval is zolang men (zoals iedereen dat moet) binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat blijft opereren.    

Heb je op de islam gebaseerde politieke of maatschappelijke ideeën? Okay! Vaak zien we dat het gesprek daar eindigt, terwijl het gesprek hier eigenlijk zou moeten beginnen. Laten we over de inhoud praten, en niet de suggestie wekken dat islamitisch geïnspireerde politiek per definitie de grenzen van de democratisch rechtstaat overschrijdt. Natuurlijk, wel zonder naïef te zijn, want bepaalde ideeën doen dat wel. 

Een gesprek op inhoud: wees concreet!

De termen die we gebruiken in het politieke en maatschappelijke discours rondom de islam zijn vaag en willekeurig, trekken arbitraire grenzen tussen groepen, komen niet altijd overeen met de zelfidentificatie van de mensen waar het over gaat, zijn vaak essentialistisch, en het allerbelangrijkste: ze dragen niet bij aan een goed maatschappelijk gesprek. Het maatschappelijke en politieke gesprek met en over moslims heeft behoefte aan een discussie op inhoud. Laten we discussiëren over concrete (politieke) ideeën, standpunten, daden en gedragingen. En eigenlijk geldt dit verhaal voor het gehele maatschappelijke ‘debat’, waar mensen en groepen met één enkele (groeps)identificatie – woke, (extreem)rechts, fascist, snowflake, etc. – worden weggezet, zonder naar de concrete ideeën en daden te kijken. Maatschappelijke discussies zouden gevoerd moeten worden op de inhoud. Oftewel, wees concreet en discussieer over standpunten, niet over naampjes, zondebokjes en boemannen.